Op.

Over de signalen van een (naderende) burn-out en over hoe ik op 28-jarige leeftijd zelf compleet vastliep.

Begin augustus 2008, midden in een zonnige zomer. Ik kwam net terug van een heerlijke vakantie, was uitgerust en ik kon er weer tegenaan.
Althans, ik vond dat dat het resultaat behoorde te zijn van drie weken vrij. Net zoals ik vond dat ik het niet kon maken uit te vallen: Ik had de baan die ik zo graag wilde en mijn vaste aanstelling was de week daarvoor ingegaan… 

En toch kon ik mijn ene been nauwelijks meer voor mijn andere zetten, durfde ik niet aan mijn werk te denken en stroomden de tranen ongelimiteerd over mijn wangen. Als iemand alleen al naar me wees, bij wijze van spreken, moest ik al huilen. WTF was er met me aan de hand?!?

Eerste stap

Mijn huisarts stuurde me twee weken verplicht met ziekteverlof. Verplicht inderdaad, want zelf vond ik nog steeds dat ik het niet kon maken me ziek te melden – ik had tenslotte toch net vakantie gehad?! En al die projecten dan…? – ookal had ik geen flauw idee meer hoe ik überhaupt nog op mijn werk kon komen. Ik hoor mijn huisarts nog zeggen: ‘Je gaat zo eerst naar huis. Dan bel je je werk en zeg je dat je deze week niet meer komt. En volgende week ook niet.’ In mijn hoofd zoemde het van de ‘ja-maar’en… Angst, schaamte, verantwoordelijkheidsgevoel schoten als bliksemschichten door me heen.

Die twee weken werden maanden. Ik was opgebrand. Achtentwintig jaar jong, iets meer dan een jaar in mijn eerste, vaste baan en mijn batterij was leeg, helemaal leeg. Ik had een burn-out.

Signalen

Had ik dit zien aankomen? Nee, totaal niet. Had mijn omgeving, hadden mijn collega’s het zien aankomen? Nee, was hun antwoord. Ze vonden wel dat ik veel deed, maar hadden daar eigenlijk vooral bewondering voor. 

Kon ik zelf zien wat er was gebeurd? Ja.

Terugkijkend op de periode voordat mijn burn-out keihard zijn intrede deed, waren er allerlei signalen geweest die erop wezen dat het toch niet echt lekker met me ging:

  • Ik sliep slecht, viel wel in slaap maar was ‘s ochtends heel vroeg wakker en kon dan niet meer slapen. Het leek alsof mijn hoofd niet ‘uit’ had gestaan, de gedachtenstroom kwam direct op gang.
  • In het weekend kon ik mijn werk niet loslaten, ongemerkt bleven de taken die nog lagen te wachten door mijn hoofd spoken. Ik piekerde veel.
  • Ik was stiller, minder enthousiast, minder ondernemend dan ik van mezelf gewend was. Mijn vrienden en familie zag ik nauwelijks meer en ik trok me terug. Of ik iets nu leuk vond of niet, kon ik niet echt meer voelen.
  • Ik werkte veel meer uren dan in mijn contract stond en nog had ik het gevoel tijd tekort te komen om mijn werk naar behoren te kunnen doen. Pauzes gebruikte ik om mijn mail bij te werken of om gesprekken te voeren met mijn medewerkers.
  • Daarnaast was ik in die periode ook bezig geweest met het verwerken van verdriet en rouw rondom de ziekte en het overlijden van mijn moeder. Dit deed ik tussen de bedrijven door. Want ik vond dat dat wel moest kunnen. 

Ik legde de lat voor mezelf hoog, was perfectionistisch ingesteld, en een groot verantwoordelijkheidsgevoel, mijn enthousiasme en die-hard mentaliteit maakten dat ik niet snel opgaf of een stapje terug deed. Deze eigenschappen worden, zeker in arbeidsrelaties, vaak als positief gezien, maar brengen dus ook een risico op overspannenheid en burn-out met zich mee.

In de shit

Eenmaal ziek thuis ging het in eerste instantie slechter met me. Ik hoefde me niet meer groot te houden. En ik kon het ook niet meer. Ik werd angstig en durfde de deur bijna niet meer uit. Schrok als de telefoon ging, nam niet op. Ik zag op tegen alles, zelfs tegen de zogenaamd leuke dingen. En ik was moe, moe, moe tot op mijn botten. Gevoelens van schaamte, omdat ik een burn-out had, en de gedachte te hebben gefaald, maakten me somber. Jeetje, wat ging ik diep. 

S.O.S.

Gelukkig zat er ergens nog een stukje van mijn die-hard mentaliteit, die me in eerste instantie de put in had geholpen, maar die er nu voor zorgde dat ik het er niet bij wilde laten zitten. Zo wilde ik me niet voelen. Dit was geen leven. Zo kon het niet langer. Ik wilde beter worden en ik realiseerde me dat ik het niet alleen kon. En daar begon mijn weg naar herstel.

Met goede begeleiding, een andere baan en een andere kijk op het leven kreeg ik mezelf weer op de rit.

‘Wat is het moedigste dat je ooit hebt gezegd?’ vroeg de jongen.

‘Help,’ antwoordde het paard.

Uit: De jongen, de mol, de vos, en het paard
Charlie Mackesy

Over de oorzaken van een burn-out en mijn eigen onderzoek lees je meer in [link naar blog die nog komt ;-)].

Herken je hier iets van?
Of twijfel je, over je eigen welzijn of het welzijn van iemand die je dierbaar is? Neem gerust contact met me op. Want ook het ontkennen van de mogelijke signalen is een kenmerk van een dreigende burn-out 😉

Foto: Marjan Verloop